Opname tips

Toonregeling
In de (home)studio heb je per definitie te maken met omstandigheden die niet echt perfect zijn.Ook om die reden is er allerlei randapparatuur ontwikkeld die ons behulpzaam moet zijn bij het optimaliseren van de techniek.
Goede voorbeelden daarvan zijn de compressor-limiter en de equalizer.
Vooral deze laatste wordt vaak onnodig ingezet om de kleur van een bepaald geluid te veranderen (PA-technici 'maken' het geluid graag op de mengtafel).
En als bij de studio-opname van een stem het hoog wat lijkt te ontbreken is ook hier meestal de eerste stap het bijvoegen van een aanzienlijke hoeveelheid hoge frequenties.
Dit gaat niet altijd per definitie goed, want bij het versterken van frequenties introduceer je vervorming, een rauw en krakend fenomeen dat afbreuk doet aan de intentie die je hebt bij het opnemen in de studio.
Types
Het veranderen van frequenties kan op verschillende manieren.

Op je hifi versterker zit een eenvoudige toonregeling, waarbij het slechts mogelijk is om op vaste plaatsen frequenties te versterken of te verzwakken. Deze vaste plaatsen noemt men kantelpunten, en op de hifi-versterker zijn die kantelpunten meestal te vinden rond de 100 Hz (laag) en 12.0OO Hz (hoog).
Op deze plaatsen kun je dus het geluid met een aantal dB's veranderen (2 dB is Weinig, 12 dB is Te Veel).
Geraffineerder werkt de semi-parametrische toonregeling, waarbij het kantelpunt niet vast ligt op bijvoorbeeld 100 Hz, maar variabel is over een bepaalde frequentieband.
Bij deze toonregeling, die je vaak op een mengtafel aantreft, kun je dus eerst de frequentie opzoeken die je wilt 'behandelen', om vervolgens op die plaats het geluid te versterken of te verzwakken.
Dat opzoeken van een frequentie kan dan bijvoorbeeld tussen de 600 en 6000 Hz zijn, waarbij het zoeken eenvoudiger wordt door de toonregeling even in de 'versterken' stand te zetten (+6 dB).
Nog fijner werkt de parametrische toonregeling, waarbij je naast de keuze voor een bepaalde frequentie ook kunt bepalen hoe smal of breed er hier gefilterd moet worden.
Want de semi-parametrische toonregeling versterkt of verzwakt een vaste hoeveelheid frequenties. Wil je 1000 Hz 6 dB versterken, dan versterk je in mindere mate ook 1100 Hz.
Met een parametrische toonregeling ben je in staat om een smallere band te kiezen die wel de 1000 Hz, maar niet 1100 Hz filtert.
Deze breedte van het te filteren signaal noemt men de 'Q-factor'.
In feite kun je met een parametrische toonregeling dus drie onderdelen beïnvloeden: welke frequentie wil je bewerken, hoeveel dB eraf/erbij en hoe breed moet de Q-factor zijn.
Gebruik
In de praktijk kun je met een parametrische toonregeling heel precies filteren zonder een signaal te zeer aan te tasten.
Heeft een zangeres een prachtige stem, maar is deze rijkelijk voorzien van een 'scherpe S', dan kun je met de toonregeling eerst die scherpe frequentie opzoeken waar de 'S' zich voordoet (b.v. 4000 Hz), om vervolgens met een heel smal bandje die toon wat weg te filteren (-3 tot -6 dB ?). Op deze wijze blijven de overige frequenties onaangetast.
De basgitaar, berucht om zijn verraderlijke dynamische frequenties rondom de 125 Hz, is zelfs met gebruik van een compressor nauwelijks te temmen.
Ook hier kan de toonregeling een handje helpen om de bas toch netjes op de recorder te krijgen.
Zoek de frequentie op waar de bas zich in het laag te nadrukkelijk manifesteert. Op deze plaats kun je de betreffende frequentie met een aantal dB's verzwakken en met de Q-factor bepaal je nu de breedte ervan.
In de mixdown kun je zonodig dezelfde frequentie weer iets bijvoegen, als dit past, of nodig is in het totale geluidsbeeld.

Uit alle voorbeelden blijkt dat het verminderen van frequenties de voorkeur heeft boven het versterken ervan.
Als een bas 'te dun' klinkt kun je het laag versterken, maar ook kun je het midden en hoog verminderen.
Daardoor zal de bas 'dieper' gaan klinken zonder dat je vervorming veroorzaakt hebt!
Hoewel in de studio vooral gebruik gemaakt wordt van de (semi)parametrische equalizer, bestaan er uiteraard nog meer vormen van toonregeling.
Een specifieke toepassing is de multi-band equalizer, waarbij je op diverse 'vaste' plaatsen kantelpunten hebt. De '2 keer 10 bands' stereo equalizer geeft je de mogelijkheid om de eindmix nog eens te bewerken.
Op 10 plaatsen kun je de frequenties versterken of verzwakken.
Deze 10 punten zijn niet willekeurig gekozen, maar verlopen volgens een vast patroon (octaaf).
Wil je dus je mix zo aanpassen dat stemmen en instrumenten rond de 1500 Hz wat beter uitkomen, dan kun je dit met de 2x10 prima instellen (alle frequenties wat minderen, m.u.v. de 1500 Hz).
Wil je het laag wat meer body geven, verminder dan alle frequenties behalve de 75-200 Hz.
Bij het instellen van multibanders dien je er aan te denken dat correcties vloeiend verlopen.
Dus niet 125 Hz op +3 dB en 250 Hz op -3 dB. Op deze wijze voorkom je dat je signalen te zeer 'verminkt' (tenzij dat de bedoeling is, b.v. bij het maken van een 'telefoonstem').
31 bands
Wil je nog meer controle over de klankkleur van je opname, dan kun je met de 31-bands toonregeling werkelijk alle kanten op.
Vooral basgitaar, piano en stem zijn perfect in te regelen met deze equalizer.
De frequenties van bijvoorbeeld de basgitaar worden rondom de 40 en 120 Hz wat verzwakt en het middengebied (800 en zonodig 2000 Hz) krijgt er enige dB's bij.
Maak het af met een vleugje compressie en de bas staat keurig op de recorder.
Overigens, het toevoegen van enige middenfrequenties gebeurt om de bas in de eindmix beter 'overeind' te houden.
Gebruik je twee 31-bands equalizers, dan heb je een goed uitgangspunt om in de mixdown nog enige correcties toe te passen.
Kom je er na herhaald afluisteren achter dat de lage frequenties toch wat te dik aangezet zijn, dan kun je subtiel en precies enige dB's minderen op deze plaatsen.
Ook zijn er equalizers die een aantal geheugens hebben, waarmee je snel een gewenst effect kunt bewerkstelligen.

Hoog/laag AF
Zelf gebruik ik toonregeling 'met mate'. Ik bedoel dan dat ik er eigenlijk niks van moet hebben.
Klinkt een instrument niet fijn, dan ga ik liever op zoek naar andere akoestische omstandigheden, een ander instrument of een andere microfoon.
In het 'off tape' stadium (dus voordat je de multitrack-signalen op tape/HD hebt staan) gebruik ik helemaal geen toonregeling, en in het 'on tape' stadium, de eindmix dus, gebruik in de diverse toonregelingen zo spaarzaam mogelijk.
Voor mijn gevoel doen de meeste toonregelingen een signaal geweld aan, Het klinkt meestal niet meer zo natuurlijk en fris zoals het eerder bij de opname klonk.
Echter, voor mij is er één gunstige uitzondering.
Per definitie gebruik ik bij vrijwel elke opname een hoog/laag af filter.
Een type toonregeling waarbij je het hoog en laag langzaam kunt laten afnemen; de kantelpunten verschuif je naar elkaar toe met een vaste vermindering per octaaf (6 dB noemt men een Ie orde, en 12 dB een 2e orde filter).
Door één of meerdere filters achter elkaar te plaatsen kun je dus zelf bepalen hoe 'steil' er gefilterd wordt.
Op deze wijze kun je elk signaal 'vangen' (ontdoen van ongewenste frequenties).
En frequenties die niet relevant of gewenst zijn zet je dus op voorhand (of achteraf, in de mix-down) buiten spel.
Een te zeer snorrende basgitaar kun je dus goed controleren met een hoog/laag af filter.
Wat je overhoudt is het pure signaal dat de bas afgeeft, en dat past beter op je recorder dan beukende 40 Hz frequenties die wel de meters flink laten steigeren, maar niets toevoegen aan het eigenlijke basgitaargeluid.
De techniek


Kenmerken van deze typen zijn:
-De afsnijfrequentie (cutoff frequentie) bepaalt vanaf welke frequentie het filter de rest van het spectrum afkapt / doorlaat.
In het geval van een laagdoorlaatfilter wordt het deel van het spectrum dat verwijderd wordt kleiner naarmate de frequentie hoger wordt. Bij laag- en hoogdoorlaatfilters markeert deze frequentie het punt waar 3 dB verzwakking optreedt. Dit punt wordt ook wel het '3 dB punt' genoemd.
-Het filter kapt niet resoluut een deel van het spectrum af, maar er is een bepaald 'overgangsgebied'. Het is gebruikelijk dat vanaf de afsnijfrequentie de amplitudefactor halveert per frequentieverdubbeling of -halvering (octaaf -muziek-). Bij audio wordt dit aangeduid met '6 decibel per octaaf'. Door meerdere filters achter elkaar te plaatsen wordt dit overgangsgebied (de 'slope') steiler. Op deze manier kan een steilheid als 12, 18 of 24 dB per octaaf bereikt worden.
-De verzwakking/versterking van het filter rond de filterfrequentie, dit wordt ook wel resonantie genoemd. Bij synthesizers wordt het signaal versterkt met meestal en hooguit 6 dB. Bij veel resonantie kan (elektronica) oscillatie ontstaan en ontstaat een sinus waarvan de frequentie gelijk is aan die van de afsnijfrequentie.
