Opname tips


Compressor-limiter. Everything louder than everything else

In de studio is de compressor-limiter een veel gebruikt apparaat om (vooral) de dynamiek van signalen te beheersen. De gemiddelde signaal-ruisverhouding van recorders bedraagt zo'n 100 dB (analoog slechts rond de 75 Db), terwijl instrumenten (drumstel, koper) gemakkelijk -en op korte afstand- 130 dB of meer kunnen veroorzaken .
En aangezien die 130 dB niet op de band/schijf 'past', moet de compressor-limiter deze terugbrengen tot de wel te registreren 100 dB.
Je kunt met compressie, zeker in je eindmix, onderliggende geluidsinformatie naar boven halen. Verstaandbaarder maken. In balans brengen met alle andere signalen.

Ook digitale apparatuur die een veel hogere S/R verhouding heeft, is beter af bij gebruik van de compressor. Het signaal wordt beheersbaar, zodat de eindmix veel eenvoudiger te maken is. En hard en zacht is veel beter 'verstaanbaar'.
Een studio-opname zonder compressie leidt tot 'gain-riding' of 'fader-jumping'; in de eindmix moet je noodgedwongen met de faders voortdurend alle volumes corrigeren. Mét compressie zul je hier geen last van hebben, de signalen zijn eenvoudiger in elkaar te schuiven. Met andere woorden, een eindmix waarbij voor de individuele sporen voldoende compressie gebruikt is, zal veel eenvoudige te maken zijn omdat je werkt met afgewogen signalen. Bovendien zal de verstaanbaarheid van de afzonderlijke instrumenten en stemmen beter zijn omdat signalen constanter aanwezig zijn.
Erg lang was o.a. de DBX 161 en 163 populair. Maar als je de moderne buizencompressor hoort...

De compressor-limiter is opgebouwd rondom een VCA, een 'Voltage Controlled Amplifier', of 'spannings gestuurde versterker'. Simpel gezegd, een versterkertje dat op verzoek de spanning van een inkomend signaal weet aan te passen naar een waarde die hanteerbaar is (een signaal is in feite gewoon een klein 'stroompje', er zou een klein lampje op kunnen branden).
Dit in tegenstelling tot de lineaire versterker, die per definitie het ingangssignaal onversneden naar de eindtrap voert.
Op elke compressor-limiter vind je een aantal geijkte knoppen: threshold en ratio, en vaak ook attack en release.
Met 'threshold' kies je als eerste de drempel, waarop de compressor-limiter begint te werken. Deze waarde bevindt zich vaak tussen de -20 dB en +3 dB. Met ratio kies je vervolgens het aantal dB's dat verminderd dient te worden. Is de ratio 2:1, dan zal elke piek boven de threshold met de helft verminderd worden. Een ratio van 4:1 zal slechts een kwart van de piek boven de threshold doorlaten, etc. etc.
Komen er in je opname dus een aantal forse pieken voor van zeg +6 dB, dan kun je dus de threshold op +3 dB instellen en de ratio op 4:1. Elk signaal dat nu harder is dan +3 dB komt de compressor-limiter tegen en zal verzwakt worden met de waarde die met de ratio ingesteld is.
Het fijne is nu dat je de hele opname (het gemiddelde geluidsniveau) in feite minstens +3 dB 'harder' kunt zetten, want je bent immers de pieken kwijt. En dat is winst!




Compressie
Een stem die met een compressie wordt opgenomen zal in een eindmix beter te verstaan zijn. Doordat de pieken (boven de drempel) in het signaal weg zijn, kunnen de zachte passages evenredig harder worden en zullen niet meer wegvallen in het eventuele geweld van de instrumenten.
Een eindmix wordt makkelijker naarmate je meer compressie gebruikt op alle instrumenten. Te veel compressie echter is ook niet goed en zal de opname futloos maken.
Dat impliceert dus een zekere marge voor de instellingen van de threshold en ratio.

Threshold: op wélk punt begint de compressor te werken. (-10 Db, -3 Db, 0 Db, etc.)
Ratio: hoeveel compressie vanaf de Threshold. (2:1, 4:1, 8:1 etc.)


Een gemiddelde waarde bij het opnemen van een stem is voor de threshold -3 dB en voor de ratio 4:1.
Hiermee krijg je voldoende compressie zonder dat je de stem geweld aan doet.
Voor een juiste werking van de compressor-limiter is het belangrijk dat alle niveaus goed ingeregeld worden (voortrap!). Verder bepalen andere factoren, zoals type microfoon en karakter van de song, hoe uiteindelijk de compressor wordt ingeregeld bij een bepaalde opname.
De compressor-limiter leent zich ook uitstekend om bepaalde effecten te verkrijgen. Wil je bijvoorbeeld een 'vette' snare of kick creëren, dan kun je met flink wat compressie (threshold -15 Db, ratio 10:1), in combinatie met een (meestal ingebouwde) noise-gate dit effect gemakkelijk maken.
Deze techniek kun je ook prima gebruiken bij de opname van de basgitaar.
Dit instrument heeft vaak wisselende volumes, vooral afhankelijk van de positie of snaar die bespeeld wordt.
Deze niveauverschillen zijn met de compressor goed op te vangen, en als extra kun je dan de bas wat vetter laten klinken. In combinatie met de eerder besproken sweep-toonregeling heb je zo perfect gereedschap om de 'lastige' bas toch goed op te nemen.



Praktijk
Als je gaat werken met de compressor moet je je realiseren dat de c/l bijgeluiden (achtergrondlawaai) versterkt.
Gouden kettingen (ook namaak), leren kleding en andere rammelgeluiden worden dus versterkt, terwijl dat eigenlijk niet de bedoeling is.
Tijdens het inzingen lekker meetappen met je voet op de studiovloer kan zo een extra dimensie aan de drumkit toevoegen.
Bij spraak en zang worden (normale) smakgeluiden versterkt tot onacceptabele klanken.
Voor gitaristen geldt dat het glijden over de snaren ook zwaar versterkt wordt, dus let goed op met het plaatsen van de microfoon (meer op het klankgat, en minder op de snaren richten).
Op onderstaand plaatje zie je hoe een storing (groen) ook versterkt wordt na compressie.


Zorg dus, dat de ruimte muisstil is en instrueer de muzikanten zorgvuldig over deze bijeffecten. Ook een goede monitoring naar de muzikant zorgt ervoor dat men feedback krijgt over de eigen 'bijgeluiden'.
Als dat allemaal goed op orde is wordt de voortrap van de mengtafel zorgvuldig ingeregeld. Dan pas de compressor in de insert !
Zo mogelijk geen toonregeling gebruiken, dat kan altijd later nog in de mixdown.
De threshold, zoals eerder gezegd, bepaalt op welk punt de ratio gaat aangrijpen. Normale waarden van de threshold voor bijvoorbeeld gitaar en zang zijn -3Db of 0 Db.
Voor instrumenten met méér dynamiek kies je plm. -6 Db. Op dat punt zal de compressor dus gaan werken met de door de ratio bepaalde hoeveelheid compressie. De ratio kent instellingen tussen 1:1 (de compressor doet niets) of 1:oneindig (de compressor werkt als limiter).
Voor zang en gitaar zijn waarden tussen de 2:1 en 8:1 normaal.
Voor de meer dynamische instrumenten kies je een instelling tussen de 4:1 en 16:1.
Als laatste compenseer je met de output (soms input, volume of gain genaamd..) het signaal weer tot een normaal niveau (kijk met de solotoets op je ingangskanaal).
Compressie zorgt er immers voor dat je minder output krijgt (de pieken uit het signaal zijn weg), dus dat moet je compenseren.

Ook de eindmix krijgt compressie, jawel. Niet veel, maar genoeg om de laatste pieken uit het signaal te halen waardoor het gemiddelde geluidsniveau maximaal wordt.
Jouw CD of commercial zal dus niet zachter klinken dan die van de concurrentie. Vooral voor radio heel belangrijk.
Doorsnee instellingen: threshold 0 Db en ratio 6:1.

Attack-release
Elk instrument heeft zo z'n eigen klank-karakteristiek. Een synthese verklaart dat naar ADSR, Attack, Decay, Sustain en Release.
De attack, het allereerste moment van een signaal, is bij een triangel sneller ('stijler') dan bij een trompet, die langzaam aanblaast. Zo duurt de klank van een piano weer langer dan van een triangel, die een kortere release kent.
Op de compressor-limiter kun je dergelijke signalen op maat inregelen, zodat attack- en releasetijden aansluiten op de karakteristiek van het instrument dat je wilt opnemen.
Een aantal compressors heeft een automatische inregeling op attack en release (DBX, Symetrix), maar deze werkt gehoormatig niet altijd prettig.
Met je eigen oren kun je gemakkelijk vaststellen of deze automaat de voorkeur heeft boven een handmatige instelling.
Over het algemeen wil je dat de compressor snel tot zeer snel aangrijpt, daarom kies je bijna altijd voor de snelle attack-tijden.
De release echter krijgt vaak een langere tijd, zodat de compressie niet ineens 'weg' is.
Voor stereosignalen (de eindmix dus) geldt, dat vaak de kortste attacktijd en langste releasetijd ingesteld worden.

Limiter
Met de ratio kun je kleine of grote waarden kiezen.
Stel je deze bijvoorbeeld in op 'oneindig', de grootste waarde, dan heet dit limiting (absolute begrenzing).
Geen enkel signaal boven de drempel wordt bij deze instelling doorgelaten.
Dit in tegenstelling tot de overige waarden (2:1, 4:1, 10:1), die slechts beperkt begrenzen.

Bij de compressor heet dus de maximale stand van begrenzing 'limiting'.
In de PA wereld gebruikt men vaak een stereo compressor-limiter die dusdanig wordt ingesteld dat elk signaal harder dan +6 dB, niet kan passeren.
In deze limiter-stand bescherm je dus je eindtrappen en speakers tegen overbelasting.

De-esser
Een variant op de compressor is de de-esser.
Naast de gebruikelijke regelaars voor threshold en ratio tref je een (parametrische) toonregeling aan. De bedoeling is dat je een hinderlijk gedeelte van een signaal eerst versterkt, en dan naar de compressor stuurt.
De compressor reageert nu alleen op deze extra versterkte frequenties, en beïnvloedt niet de rest van het signaal. Zo ben je dus in staat om een scherpe 'S' uit een stem te halen, want de compressor vlakt alleen de bewust versterkte frequenties af, zonder de rest van de stem te beïnvloeden.
Andere toepassingen van de de-esser zijn de basgitaar (125 Hz), piano en synthesizer (diverse 'scherpe' frequenties) en trompet/saxofoon (plm. 1500-8000 Hz).
Veel compressor-limiters zijn voorzien van een 'side chain' in- en uitgang, waarop je een toonregeling kunt aansluiten.
Daardoor is de compressor dan als de-esser te gebruiken.

Aansluiten
De plaats waar je de compressor aansluit op je mengtafel zal in de praktijk verschillen.
Bij de opname van één instrument gebruik je het beste het insertiepunt van je ingangskanaal, maar wil je een groep van meerdere kanalen voorzien van compressie (drums of koor), dan kun je het insertiepunt van de subgroep gebruiken.
Gebruik in principe de compressor altijd voordat je het signaal op band/disk zet, want de compressor heeft de akelige gewoonte om ruis (en andere storingen) behoorlijk te versterken.
De meeste pro's gebruiken zoals gezegd de compressor twee keer. Een keer tijdens de opname van een instrument op stem, de tweede keer betreft het de inzet van de compressor tijdens de mix-down.
De hele mix gaat op het eindpunt, net voor de DAT of PC, nog één keer door de compressor. De laatste vervelende pieken worden er dan nog even uit gehaald, zodat het uiteindelijke 'gemiddelde geluidsniveau' lekker hoog blijft (belangrijk!).

Soft Knee
Een handige functie, die erg goed kan klinken is de 'soft-knee' of 'over-easy' instelling.
De ratio grijpt niet ineens aan, maar heel geleidelijk (2:1, 4:1 8:1 etc.), waardoor het compressie-effect minder opvalt. Prachtig voor spraak, zang, koortjes en akoestische instrumenten zoals gitaar en viool.

Bekende merken zijn Alesis, Behringer, DBX, Drawmer (1960 tube!), Drawmer, Focusrite, TL Audio, Lexicon en TC Electronic.

Behringer Tube Composer T 1952
Buizencompressor/limiter met expander gate. Het analoge verleden terug in het digitale heden.
Op het front vier 'ouderwets gezellige' VU-meters, stoer uiterlijk, en mooie ronde compressie dankzij de 12AX7-buizen. Prachtig!
De buizencompressor maakt overigens opnieuw haar entree; onder andere TL Audio brengt momenteel fantastische buizencompressors op de markt, met extra modules voor toonregeling en limiting. Uiterst professioneel, en gehoormatig de echte top.
Er is in het digitale proces blijkbaar behoefte aan een analoge component, dit verklaart ongetwijfeld deze populariteit.


Digitaal

Gezien het feit dat digitale multitrackrecorders een uitstekende S/R-verhouding hebben ben je wellicht geneigd te denken dat de compressor-limiter hier geen functie heeft. Niets is echter minder waar.
Daar waar de analoge recorder betrekkelijk mild is bij oversturing van de band, kent de digitale recorder een 'absoluut' nul-punt t.a.v. oversturing.
Kortom, de analoge recorder kun je gerust oversturen met +6 dB, maar zou je dit doen bij een digitale recorder, dan leidt dit onmiddellijk tot flinke vervorming (kraak).
Bij het werken met digitale apparatuur is een (buizen) compressor-limiter dus heel effectief in het begrenzen van signalen, zodat je onder dit absolute nulpunt (o dB) kunt blijven en dus de goede S/R verhouding van digitale recorders ook daadwerkelijk kunt benutten.
Bij de mix-down en het masteren bijvoorbeeld, bewijst een stereo compressor-limiter uitstekende diensten.