Opname tips

Aansluiten bekabeling
Het aansluiten van al je spulletjes is geen sinecure. Zeker voor de beginner is het niet altijd logisch waarom bepaalde aansluitingen te maken hebben met de functionaliteit van je set-up.Hieronder een voorbeeld van de meest gebruikte set-up tussen mengtafel (telefooncentrale) en de overige apparatuur.
Microfoons en DI: naar ingangen van je mengtafel
Keyboards, lijnsignalen: naar de lijningang van je mengtafel
Insertie: met patchkabel naar compressor of eq
Aux-master uitgang: naar je galm, delay etc.
Aux 1 master of Foldback (muzikanten-mix): naar de (versterker)hoofdtelefoons muzikanten
Subgroepen: naar de ingangen van je multitrackrecorder of ingangen geluidskaart
Master uitgang: naar de ingangen van je masterrecorder of pc
Monitor-uitgangen: naar ingangen van je afluisterset
Returns van galm e.d.: naar de stereoreturns of ingangskanalen (voor meer controle)
Returns multitrackrecorder: naar de lijn-ingangskanalen van de mengtafel
Master-return of 2-track: naar de uitgang van je masterrecorder (DAT, PC)

Netjes werken
Elke studio kenmerkt zich door de enorme kabelboom die onlosmakelijk verbonden is met de grote hoeveelheid apparatuur.
Ruwweg betreft dat een tweetal soorten kabels, namelijk de audiokabels en de stroomdraden. De audiokabels kun je eigenlijk ook nog onderverdelen in midikabels en kabels die analoge of digitale signalen dragen. En, tenslotte, in elke studio is licht, een koffiezetapparaat en een koelkast onontbeerlijk dus ook die draden zitten ergens.
Waarom nu dit verhaal? Welnu, omdat de genoemde verbindingen elkaar kunnen storen.
Als audiodraden (per ongeluk) een aantal keren om een stroomdraad gewonden worden kan er een bron van vervuiling ontstaan binnen die audiokabel.
Een lichte brom kan het resultaat zijn.
En dat is (een) zonde als je bedenkt dat fabrikanten hun uiterste best doen om stille apparatuur te maken.
Als een koelkast op dezelfde stroomgroep is aangesloten als de mengtafel kun je vrijwel zeker elke vijf minuten een nieuwe impuls in je song verwachten.
Discipline

Het is betrekkelijk eenvoudig om een aparte 'kabelgoot' voor stroom en voor audioverbindingen aan te leggen. Zolang de afstand daartussen zo'n twintig centimeter bedraagt hoef je niets te vrezen.
Midikabels zijn daarbij overigens geen uitzondering want een Midikabel bevat gewone signalen die vergelijkbaar zijn met een audiosignaal.
In mijn studio loopt het Midi-signaal zelfs gewoon door de (niet te lange) multikabel en dat werkt voorlopig nog goed.
Voor kabels die digitale informatie dragen hoef je nauwelijks extra maatregelen te treffen. Als de mogelijkheid er is, leg ze dan niet te dicht op de overige audio- en stroomkabels.
Heeft de studio een computer, zorg er dan voor dat deze een plekje krijgt waar hij zover mogelijk afstaat van de kabels en randapparatuur.
Het spreekt vanzelf dat de studio-apparatuur een eigen stroomgroep moet hebben waarop geen andere -huishoudelijke- apparatuur is aangesloten.

Sluipende oxidatie (en daardoor een slechtere verbinding) krijgt daardoor minder kans.
Korte audioverbindingen (tot een meter) mag je best asymmetrisch maken, maar langere verbindingen zoals naar de opnameruimte of naar de verder weg geplaatste multitrackrecorder kun je beter symmetrisch uitvoeren.
Storingen komen in een symmetrisch systeem zowel in- als uitfase (0-180 graden) voor en vallen -door een slimme elektronische verbinding- aan het einde van de verbinding tegen elkaar weg.
De apparatuur moet natuurlijk wel deze gebalanceerde mogelijkheid bieden, maar dat zie je gelukkig steeds vaker.

Het werkt erg praktisch als je alle in- en uitgangen van je apparatuur (ook de insertiepunten van de mengtafel) samen brengt op een aantal patchpanels. Op deze wijze kun je elke gewenste verbinding makkelijk maken. Toch is het even opletten, want door het gebruik van patchpanels maak je de verbinding in principe kwetsbaarder.
De kabel wordt uiteraard langer en de connector zorgt ook voor een extra kans op storing.
Dus, gebruik je een patchpanel, werk dan zo veel mogelijk symmetrisch en gebruik goede kabels en patchcords. Zorg dat de patchpanels afgeschermd zijn tegen het instralen van bijvoorbeeld voedingen (kooi van Faraday).
Onderhoud
Kabels en pluggen worden in de meeste studio's eenmalig aangebracht en blijven daarna jaren op de plek.
Een gevaarlijk gegeven, want geluid kan (door slechte bekabeling of pluggen), zonder dat je dit echt merkt, steeds een beetje slechter worden. Corrosie kan het metaal langzaam aantasten. Een kleine brom, verlies van hoge tonen, een kraakje, je merkt het aanvankelijk nauwelijk.
Vaak worden daarom pluggen gebruikt met een heel dun goudlaagje. Dat levert dan een goud-op-ijzerverbinding op. Dit zorgt ervoor dat aanslag en oxidatie minder kans krijgt de verbinding te verzwakken.
Advies: Maak eens per jaar je pluggen schoon (droge doek met wat alcohol) en controleer de soldeerpunten en bekabeling. Dat geeft je de garantie dat er geen vervelende problemen ontstaan.
Ik trof in een studio bij zo'n controle onderstaande kabel aan, die nog maar een paar jaar oud was.

