Mengtafel


Indeling secties
Ingangskanaal
Subgroepen
Master
Inline mengtafel
Digitale tafel


De mengtafel
De (analoge) mengtafel, telefooncentrale, de knoppendoos, het kloppend hart van je studio. In flightcase, ingelegd in notenhouten paneeltjes of virtueel op je scherm. Andere verschijningsvormen, maar het doel is hetzelfde: signalen ontvangen, corrigeren, aanpassen, mixen en doorgeven. Dat is simpelweg de functie van 'de tafel'. Een studiotechnicus spreekt graag over 'de tafel', de rest van de wereld noemt die tafel een 'mixer'. Maar een technicus vindt dat een mixer in de keuken thuishoort. Mooie wereld.. ;-)

Analoge mengtafels zijn er vanaf 20 euro, maar enkele tonnen uitgeven kan ook, voor de duurste types. Laat Google eens los op tafels als de SSL, Midas of Neve. Voorbeeldje. Nog een voorbeeld. Als er geen prijs bij staat is ie te duur voor ons.

Je kunt een -geforceerd- onderscheid maken tussen PA- en studiotafel. De PA of zaalmengtafel is vaak wat simpeler van opzet, maar heeft wel veel kanalen. Bijvoorbeeld 32-2. Rechttoe, rechtaan. De studiotafel heeft wat meer verfijnde, of zo je wilt, andere functies, vooral voor de monitor, en heeft altijd subgroepen. Stille voortrappen, fantoom per kanaal, uitgebreide toonregeling, dat soort verschillen.

Wat de aansluitingen betreft, op elk ingangskanaal heb je een XLR-in (voor microfoon en DI), lijn/tape-in, een insertiepunt (om het signaal extern even te bewerken) en een direct-out (om het signaal na de gain en toonregeling naar buiten te voeren naar de multitrack). De uitgangen kunnen XLR of jack zijn, en voor de masterrecorder zie je vaak nog een setje tulpen. Deze samenstelling is doorsnee op de meeste tafels.
Sommige tafels hebben (bijna) alle connectoren op de achterzijde, andere juist op de bovenzijde van de tafel. Beide hebben voor- en nadelen. Achterop geplaatst kun je alle kabels mooi wegwerken, maar je hebt er geen zicht op en verwisselen van de kabels is dus lastiger. Stof en andere ongein maakt meer kans bij open connectoren die bovenop geplaatst zijn, hoewel je in die situatie wel meer overzicht hebt op de aansluitingen.


De meeste analoge studiotafels zijn ingedeeld in ruwweg drie verschillende secties:
    1 de ingangskanalen (de 'broodjes')
    2 de subgroepen (of bussen)
    3 de master





Elke sectie heeft haar eigen, specifieke functie. De beschrijving is heel globaal, want de honderden mengtafels die te koop zijn verschillen uiteraard onderling in lay-out en uitrusting, omdat de functies wat anders zijn, het budget verschillend is en fabrikanten er ook hun eigen denkwijze op nahouden. Waarvan akte.


1 Ingangskanalen

Als het er veel zijn kan het er overweldigend uitzien, zoveel lampjes en knoppen. Een flinke tafel kan 5 meter breed zijn. Maar bedenk dan, dat het steeds veel van hetzelfde is. Als je een enkel kanaal begrijpt, snap je ze allemaal!
De volgende functies kun je aantreffen op ingangskanalen:

Gain
Hier komen de microfoons, DI's en lijnsignalen (drumcomputer, cd-speler etc.) binnen. Die signalen kunnen te zacht of te hard zijn en met de gain pas je dat aan. Om het signaal per kanaal te beluisteren, en ook visueel te controleren heb je de functie PFL (pre fade listening). Deze schakelt het inkomende signaal door naar de meters van de master zodat je ook daadwerkelijk ziet hoe sterk het signaal is. Soms heet deze functie ook SOLO, omdat je bij het gebruik van deze functie het signaal ook separaat (op je hoofdtelefoon) beluistert, maar goed, het idee is hetzelfde.
Bij de gain tref je meestal ook een 'fantoomvoeding' knop aan, om de condensatormicrofoons van fantoomspanning te voorzien. Verder een laag-af functie (afvallen frequenties onder de 80 of 100 Hz) en een keuzeknop voor microfoon- of lijnsignaal. Soms ook een functie om de fase van het inkomende signaal om te keren of aan te passen.

Toonregeling
Het volgende blokje is de toonregeling of eq. Dat kan sober, maar ook luxe uitgevoerd zijn. In ieder geval tref je een knop aan voor de hoge -, de midden - en de lage frequenties; meer of minder volume op een vast kantelpunt. Als de tafel wat luxer uitgevoerd is heb je ook 1 of 2 sweeps voor het middengebied. Dat geeft al meer mogelijkheden het signaal te bewerken.

Aux
Of ook wel auxiliary (hulpje). Het kunnen er per kanaal 2, maar ook 12 zijn. Elk ingangskanaal heeft er minstens eentje. Aan de uitgang van alle aux-lijnen hangt vaak een effectapparaat, of het monitorsignaal, waarmee je de opnames terugvoert naar de muzikanten op de opnamevloer. Elk kanaal dat haar auxlijn (meer of minder) open zet stuurt dat apparaat aan. Zo kun je dus van meerdere ingangskanalen de galm aansturen via bijvoorbeeld aux 1. Elk kanaal dat de aux 1 openzet krijgt daarmee dan galm. Heel handig. Aux 2 kan dan naar de tape-delay, 3 naar een chorus, enzovoort. Een aux-lijn kan reageren (harder, zachter) op de kanaalfader of juist niet, en daarmee onafhankelijk van de fader werken. Dat heet respectievelijk post-fader of pre-fader.
Soms heb je ook de keuze of je een bepaalde aux pre of post wilt gebruiken.

Panorama
Liever gezegd, de 'pan'. Het ingangskanaal gaat afhankelijk van de stand van deze draaiknop naar links, rechts, of iets er tussenin. In de middenstand (0) gaat er evenveel naar links als naar rechts en het geluid zal dus ook precies uit het midden klinken.

Fader Met de fader bepaal je hoeveel signaal er naar de master of subgroep gaat. Fader dicht is stilte.
Gekoppeld aan de fader en pan zijn er vaak nog wat knopjes waar 1-2, 3-4, 5-6 etc. bijstaat. De 'routing'. Met behulp van deze knopjes en de pan kun je het geluid naar de subgroepen (zie hieronder) sturen of ook wel 'routen' genaamd. Voorbeeld: activeer 3-4, zet de pan naar links, fader open en het geluid zal naar subgroep 3 gaan. Fader rechtsom? Dan gaat het geluid naar subgroep 4. Activeer 1-2 en 3-4, zet de pan naar rechts, en het geluid gaat naar subgroep 2 en 4.
Handig als je 12 drummicrofoons (en dus 12 ingangskanalen) naar 2 subgroepen (stereomix) wilt sturen, of een koortje met 6 microfoons (en dus 6 ingangskanalen) naar 1 subgroep. Zo breng je het volume van een complexe setup en de verhouding hierin terug naar enkele faders.

Behalve de vele mono-ingangskanalen zijn er meestal ook nog een aantal stereo-ingangen, waar je een cd-speler of galm aan kunt hangen. En, altijd fijn, per kanaal heb je een led die aanwezig signaal aangeeft en mogelijke oversturing (clipping). Je kunt niet zonder.
Tenslotte, bij de fader tref je een 'mute' aan, om het kanaal tijdelijk te dempen, en ook de eerder genoemde PFL-functie danwel SOLO zie je hier.






2 Subgroepen

De eerdergenoemde subgroepen vervullen een 'tussenmix' functie op je tafel. De ingangskanalen voeden de subgroep(en), de uitgang ervan gaat meestal naar de ingangen van je multitrack. Voorbeeld: van 12 ingangskanalen 'drums' maak je een mooie stereomix en stuurt die naar subgroep 1 en 2. Deze 2 subgroepen gaan vervolgens naar 2 sporen van je multitrack. Zo breng je dus een flinke drummix terug naar 2 sporen. Dat kan natuurlijk ook met koor, percussie, blazers en andere groepen instrumenten.
Voordeel: je gebruikt minder sporen van je multitrack, waardoor er ruimte over blijft voor andere instrumenten/stemmen. Ook wordt de mix-down wat overzichtelijker omdat bepaalde keuzes al gemaakt zijn.
Nadeel van deze werkwijze is dat de verhouding tussen de individuele instrumenten al min of meer vastligt en in de mix-down niet meer gewijzigd kan worden.

De subgroepen kun je ook gebruiken in de eindmix! Als je alle instrumenten en stemmen toch apart hebt opgenomen (zonder tussenmix dus, voor ultieme controle) kun je de subgroepen opnieuw gebruiken om complexe instrumenten zoals drums via de subgroepen te mixen. Je kunt dan die hele mix met 2 faders harder of zachter zetten zonder dat je de onderlinge verhouding verstoort. Werkt ook fijn voor de verschillende groepen in een koor of bij een flinke groep blazers. Dit impliceert ook een schakelaar om de subgroepen naar de multitrack of juist naar de master te sturen, inclusief een bijbehorende pan-regeling. De subgroepen hebben eigen niveaumeters om de signalen te monitoren.





De master

In deze sectie komen al je signalen bijeen in het uiteindelijke stereosignaal. Bedoeld om naar de masterrecorder te sturen (of in de zaal naar de PA voor het zaalgeluid). Ook de afluistering is hier ondergebracht en deze werkt gelukkig onafhankelijk van je eindmix.
Je kunt dus altijd even 'solo' gaan om een specifiek kanaal te beoordelen, zonder dat dit de stereomix onderbreekt. Op de mastersectie zijn ook de belangrijkste meters aanwezig, meestal in led-vorm.
Ze zijn dichtbij of naast de meters van de subgroepen geplaatst, zodat je alles goed en centraal in de gaten kunt houden. Op dit gedeelte tref je ook lampjes van een actieve PFL en mute aan, soms ook van de fantoomspanning.
Elke aux-lijn heeft zijn eigen master, ook deze zijn ondergebracht op de mastersectie.

Als je met opnames bezig bent is het fijn dat je ook kunt praten met de muzikanten. Op de mastersectie kan een (female) XLR geplaatst zijn, waar je een 'talkback' microfoon in kunt klikken. Soms ook is er een simpel microfoontje ingebouwd. Het signaal ervan kun je dan routen naar de aux-lijnen die je gebruikt om de mix naar de muzikanten te sturen. Als je de talkback gebruikt, wordt de mix tijdelijk zachter gezet, waardoor communicatie met de muzikanten goed mogelijk is.
Er zijn steeds meer analoge mixers, groot en klein, die via usb of firewire het (master)signaal ook digitaal kunnen uitvoeren. Dat is fijn, maar bedenk dat de kwaliteit van dat digitale signaal erg kan verschillen. Als de kwaliteit slechts 44.1 bij 16 bit is, kun je er als mastersignaal niet zoveel mee.
Ligt de waarde hoger, zeg 96/24, en kun je per kanaal ook in/uit, dan wordt het al veel leuker omdat je dan bijvoorbeeld via je pc digitale bewerkingen kunt uitvoeren op een specifiek kanaal.




Inline. Er is een type mengtafel dat extra aandacht verdiend en dat is de inline mengtafel. In mijn herinnering ontworpen door D&R, maar dat kan wishful thinking zijn.
Het idee is dat je op elk ingangskanaal (A) een extra ingang hebt voor de retour van de multitrack. Met al deze retours kun je een B-mix (monitormix) maken voor de inspelende muzikanten. Twee kanalen in één dus. Het (A) kanaal zelf blijft beschikbaar voor je opnames, maar er is een extra fader en pan voor deze B-mix.

Voordeel is dat je dubbel zoveel kanalen in dezelfde breedte van de ingangskanalen hebt. Bovendien ziet de B-mix er zo wat overzichtelijker uit.
Op een gewone tafel maak je deze monitormix met 1 of 2 aux-lijnen van de al ingespeelde kanalen, die je dan naar de hoofdtelefoons van de muzikanten stuurt.




Digitaal

Digitale mengtafels zijn er gelukkig ook steeds meer. Ze zijn nog niet super goedkoop, maar dankzij merken als Behringer en Presonus kun je voor fatsoenlijke bedragen kennismaken met deze kleine, digitale wonderdozen.
De traditionele indeling tref je niet per definitie aan op deze tafels, hoewel merken als Yamaha succesvol de indruk wekken dat je 'analoog' bezig bent op hun digitale tafels. Kudos. In principe heeft elk onderdeel haar eigen menu, wil je iets op kanaal 10 aanpassen, dan zal je vaak voor de meeste functies eerst het menu moeten opvragen. Dat impliceert al dat het totale overzicht minder is op dergelijke tafels, zeker als de display klein is en slecht leesbaar. Soms kun je een externe monitor aansluiten, dat helpt wel. Ook de pc en Apple worden steeds vaker gebruikt om op te multitracken. Met de juiste interfacekaart er aan heb je voor weinig geld een prima digitale recorder. Hoewel het nog steeds lullig aanvoelt als je met 3 volwassen kerels achter een 13 inch Macbook Pro zit. Gaat puur over gevoel, technisch is het allemaal meer dan op orde.

Naar mijn mening zijn digitale tafels wat 'gesloten', want als je microfoonsignaal eenmaal naar binnen is ben je min of meer verplicht om alles verder binnen het aanwezige (soms duistere) digitale domein uit te zoeken. (Ik vroeg eens aan een theatertechnicus om 2 aux-lijnen even naar 1 subgroep te zetten, maar hij zei dat dit pas kon als de nieuwe firmware binnen was. ;-) Toonregeling, compressie, effecten, je moet het dus bij voorkeur digitaal uitvoeren.
Stel jezelf ook de vraag of je tevreden bent met (de klank van) digitale compressie, om maar eens een voorbeeld te noemen.
Analoog en digitaal werken nog steeds niet fijn samen, hoor je vaak. Maar terugkijkend naar de laatste 15 jaar zie ik de kwaliteit, de flexibiliteit en het gebruiksgemak van digitale tafels echt enorm toenemen.

En kies je voor een digitale tafel, dan krijg je er iets geweldigs voor terug! Je kunt sessies bewaren, opslaan en weer oproepen, je kunt automatiseren, als de recorder ingebouwd is kun je knippen en plakken, kortom, allemaal functies die je echt gaat waarderen! Ook het compacte formaat van een digitale tafel kan heel prettig zijn als je niet veel ruimte hebt, of veel onderweg bent.
Als je bereid bent de manual echt door te spitten krijg je er dus veel plezier en gemak voor terug! Het geluid is uiteraard uitstekend, de mogelijkheden onuitputtelijk. Er is ongelooflijk veel software (plug-in's) op internet te vinden die elk wenselijk effect voor je kan maken.
Een eindmix maken op een geautomatiseerde digitale tafel is een feestje. Als je de mixer één keer verteld hebt hoe je het wilt hebben kun je dat keer op keer reproduceren. Gewoon, terwijl je koffie drinkt. En een jaar later kun je nog steeds de betreffende scènes opnieuw opvragen en wederom precies zo afspelen. Top!




En hier begon het mee, een van de eerste mengtafels, in gebruik voor de Beatles in de Abbey Road Studios.